“Allinne binne wy yn ferkeard selskip” (Doede Wiersma, yn ‘Wekker Bliuwe’)
De dinsdag na Pasen hadden we kerkenraadsvergadering. We zijn gewend om beurtelings de opening te verzorgen en degene die deze keer met ons opende had gekozen voor het Bijbelgedeelte over Thomas uit Johannes 20. Thomas, die er niet bij is als Jezus door dichte deuren heen verschijnt aan de leerlingen. Thomas, die als hij er van hoort, zegt: eerst zien, dan geloven. Thomas, in wie wij onszelf maar al te vaak herkennen. Maar in de opening werd het accent niet op de twijfel gelegd, maar op de rol van de gemeenschap. “Eén keer was Thomas thuisgebleven …”. Die halve zin raakte bracht me enigszins van mijn stuk.
Een keer thuisblijven. Dat is voor ons heel gewoon. Dat was het altijd al, maar de coronaperiode heeft dat versterkt. Of meer bloot gelegd. Hoewel aantallen niet alles zeggen, kunnen we er niet omheen dat de zichtbare betrokkenheid bij de gemeente een forse klap heeft gehad. Zowel op zondag als bij doordeweekse ontmoetingen. We blijven vaker thuis. We kiezen onze momenten en laten ons nergens toe verplichten. Kostbaar, dat geloven geen moeten is. Dat we er onze eigen weg mee kunnen zoeken en onze eigen keuzes kunnen maken. Maar ik vind het verdrietig dat dat maar al te vaak ten koste gaat van de gevoelde waarde van de geloofsgemeenschap. Die gemeenschap waar we mét al onze verschillen aan elkaar gegeven zijn. Waar we leren om elkaar vast te houden dwars door persoonlijke verschillen of weerstanden heen. Waar het heus kan schuren en we soms ook slijten aan elkaar, maar waar we elkaar in Gods Naam trouw blijven, omdat Hij ons aan elkaar verbindt. De geloofsgemeenschap, waar anderen zingen en bidden als je het zelf niet kunt. Waar we niet alleen vinden wat bij ons past, wat ons bevestigt of wat ons aanstaat, maar waar we uitgedaagd worden verder te kijken dan onze neus lang is. De geloofsgemeenschap waar we oefenen om samen lichaam van Christus in de wereld te zijn. Eenheid in verscheidenheid. De geloofsgemeenschap waar je gemist wordt als je er niet bent. “Eén keer was Thomas thuisgebleven …”
In zijn stukje over Johannes 20 schrijft Doede Wiersma: Tussen de regels door lees ik dat geloof in de opstanding een groeiproces is. In dat proces speelt de gemeente een rol, want alleen zijn we in slecht gezelschap. Want je zou toch denken: die Thomas kunnen we wel afschrijven. Maar als de leerlingen een week later weer bij elkaar zijn is Thomas er ook. De hele week heeft het enthousiasme van de anderen aan zijn twijfel gevreten. Wij hebben de Heer gezien, zeiden ze. Als dat eens waar was … ?
Mensen kunnen zich van Jezus af twijfelen, maar ze kunnen zich óók naar Hem toe twijfelen. Thomas deed het laatste. Thomas wordt bevrijd uit het twijfelen van het ‘ik’.
Alleen ben je altijd in slecht gezelschap. Anderen zijn nodig om lief te hebben, om de hoop in ons wakker te maken. Als wij niet meedoen in de gemeente dan gaat dat ten koste van geloof, hoop en liefde. Thomas was één keer thuisgebleven en zakte al weg in de draaikolk van het eigen ik. Maar in de gemeente leert hij te zeggen: “Mijn Heer, en mijn God!”
Het is Pasen geweest. “Net te leauwen”, zei Johan in zijn paaspreek. Dat wij de waarde van de geloofsgemeenschap niet te snel afschrijven, maar elkaar opzoeken en vasthouden. En dat in ons midden de ruimte gevonden wordt om samen te belijden “Mijn Heer, en mijn God!”. Om samen de Levende te volgen.
Ds. Jeannette v.d. Boogaard-Bongers