Loof! Prijs!
Mijn ouders hadden een boerenbedrijfje onder de rook van Leeuwarden. Ik groeide op aan de Dokkumer Ee, vlak achter wat nu het Havankpark is. Daar in de hoek van de Jelsumervaart en de Dokkumer Ee stond het kleine boerespultsje. We hadden ongeveer 20 melkkoeien, een paar geiten, kippen en wat jongvee. Het was een arbeidsintensief bedrijf. Het grasland lag allemaal ver weg en met de schouw en de praam werden gras en hooi naar huis gevaren om de dieren te voorzien van het malse gras en het kruidige hooi. Ik groeide op in een gezin met zeven kinderen en onze ouders hadden de handen vol om iedereen van een natje en een droogje te voorzien. Bij iedere maaltijd lazen wij thuis uit de Bijbel. In mijn jongste kindertijd was dat een kinderbijbel en later werd het de NBG-vertaling. We begonnen dan te lezen bij Genesis 1en na lange tijd kwamen we uit bij het laatste boek Openbaring. Alles werd gelezen, ook de stukjes waar we niet zoveel van begrepen. Maar soms was het anders…
Als mijn ouders in de ‘ûngetiid’ zaten en ze het druk hadden om het hooi van het land of het gras ‘aan de kuilbult’ te krijgen zei mijn heit ´doch Psalm 117 mar efkes.´ De psalm heeft weleens de naam van ûngetiidspsalm gekregen. Als de weerberichten niet goed waren en het wintervoer moest binnengehaald worden dan kwam er een tussenoplossing. Het bijbellezen overslaan was niet aan de orde. En dus volgde Psalm 117. Die is maar twee verzen lang! Korter kan bijna niet.
Later toen ik de woorden van deze psalm eens wat beter las bedacht ik me dat het prachtige woorden zijn. Wat fijn dat deze psalm in de Bijbel staat! Niet zozeer vanwege de lengte al komt dat soms best goed uit, maar ook vanwege de inhoud. In deze twee verzen staat misschien wel de essentie van het hele psalmenboek. Er wordt in de psalmen geklaagd, gebeden, wanhopig geroepen. Hoe herkenbaar ook voor onze tijd! Maar de essentie van het boekje zijn de woorden uit Psalm 117: “Loof de Heer, prijs Hem!”
God de lof brengen, Hem prijzen is geen lekker toetje dat alleen voorbij komt in feestelijke omstandigheden, als het geluk je toelacht, als je op de toppen van je geloof verkeert. Nee, dan wordt lofprijzing iets als een soort van een kers op de taart. In de lofprijzing kom je als mens tot je doel. Leven is loven! Als je God gaat loven word je boven je eigen kleinheid uitgetild. Je krijgt een grotere werkelijkheid tot je beschikking. Deze psalm staat in de gebiedende wijs: Loof! Prijs! Het is iets wat je wordt aangezegd. Wat is dat fijn dat je dat als geloofsgemeente met elkaar mag doen.
En toch, waarom zouden alle volken God moeten loven? Is er niet reden genoeg om God te bestormen met je vragen? Om je klachten, je wanhoop en je verdriet bij Hem meer te leggen? Psalm 117 zijn woorden voor het volk Israël. Ze zongen de lofpsalmen bij het Pesachfeest. Nu, als er één volk is dat weet wat lijden is dan is het Israël wel. Israël heeft in haar geschiedenis wel heel duidelijk ervaren wat onderdrukking is. De Bijbel schrijft er over, lees bijv. het boekje Esther van de musical en in de geschiedenis komen vele vormen van onderdrukking naar voren. Maar Israël zong het lied en blijft het zingen. Ze blijft de volkeren oproepen met het loflied in te stemmen. Waarom vraag je je af? Nu dat staat ook in de psalm: zijn liefde voor ons is overstelpend. Het volk Israël heeft dit lied gezongen soms misschien wel tegen beter weten in. Maar ze houden vol!
Leven is loven! Het is een uitnodiging om het ook te proberen. Het proberen meer dan waard! Wat hebben we gejubeld hoor je soms na afloop van een dienst als er mooie liederen hebben geklonken. Ook dan word je er even boven uitgetild en wat is dat fijn.
Wat ik me wel af vraag is of ús heit en mem ook zo hebben gedacht toen we Psalm 117 aan tafel lazen? Of waren ze met hun gedachten al weer aan het werk? Ze zeiden in ieder geval tegen ons dat we goed moesten luisteren en ook na vertellen, nu dat lukte wel met Psalm 117!
Johan Helfferich